Skip to content

Vage VGC-beleidsverklaring is geen antwoord op sociale uitdagingen

Vage VGC-beleidsverklaring is geen antwoord op sociale uitdagingen

Woensdag presenteerde het nieuwe VGC-college haar beleidsverklaring voor 2019-2020 aan de collegeleden. PVDA hekelde het gebrek aan ambitie van het college om concrete sociale doelstellingen vast te leggen, zoals de creatie van opvang voor gehandicapten en ouderenzorg, en echte bruggen te bouwen met de Franstalige Gemeenschap en zo samen een plan op te stellen om de ergste vormen van armoede en sociale uitsluiting terug te dringen.

Beste collega's,
Ik trap een open deur in als ik zeg dat de VGC-raad bevoegd is voor een aantal sociale zaken. Welzijn, zorg, onderwijs, jeugd en sport. De intenties om kinderen en jongeren de kansen te geven die ze nodig hebben om te slagen, om mensen te betrekken in beslissingen die de overheid maakt, om te zorgen voor ouderen, voor mensen met een handicap. Dat zijn zaken die deel uit maken van de kerntaken van een overheid.
In Brussel, het vierde rijkste gewest van Europa, moeten we echter vaststellen dat
-1 op 3 kinderen in armoede opgroeit.
-Dat 30000 ouders structureel geen plaats hebben in de kinderopvang.
-Dat 3000 ouders geen plaats vinden voor hun kind in het basisonderwijs
-dat 500 leerlingen geen plaats vinden in het middelbaar onderwijs
-Dat 632 mensen in Brussel vroegtijdig sterven door de ongezonde lucht per jaar
-Dat er geen zicht is op wat de reële noden zijn voor mensen met een handicap
-Dat het aantal daklozen meer dan verdubbeld is de afgelopen tien jaar. En dat laatste zegt veel. Want « De kwaliteit van een beleid wordt gemeten aan manier waarop ze met de zwaksten
samenleving omgaat. »
Ik veronderstel dat u begrijpt dat de onderbemanning, onderfinanciering van diensten, de onderschatting van de problemen aan de onderkant van de samenleving structureel is in onze stad. De Brusselse cijfers zijn niet goed.
En de Nederlandstalige cijfers zijn ook niet goed als het gaat om sociale segregatie in het onderwijs bijvoorbeeld. Stap Emanuel Hiel of St-Guido eens binnen, en ga dan langs Sint Jan Bergmanscollege of het atheneum van Etterbeek en u ziet de sociale segregatie in levende lijve, elke dag opnieuw. 
Ook op het vlak van gelijke kansen in het onderwijs blijft het scheeflopen. De relatie tussen het laag diploma van de moeder en het schoolparcours van kinderen die veelvuldig in TSO en BSO richtingen belanden toont dat het Nederlandstalig onderwijs niet slaagt in het rechttrekken van sociale achtergestelde situaties. Idem rond sociale ongelijkheid in de gezondheidszorg, dat blijft erbarmelijk en schrijnend. Ook in de opvang voor mensen met een handicap. Families in vicieuze cirkels. Papa werkt, mama zorgt voor zwaar gehandicapt kind. Elke dag, ook in de vakanties. Kind wordt volwassen, wat nu? Geen opvang...
De vaststellingen over deze tekortkomingen maken we al 20 jaar.
In sommige gevallen gaan mensen dan maar zelf aan de slag omdat de overheid in gebreke blijft. Het Maximiliaanpark is er een voorbeeld van. Maar ook in de sector van jeugdhuizen zijn de inspanningen van de VGC te beperkt. Ik herinner me een interview in Bruzz eind 2018 met Niels Coppens, één van de initiatiefnemers van VZW Toestand die vertelde dat het “In Brussel moeilijk blijft om een plek te vinden waar je de ganse nacht luide muziek kan spelen, terwijl er wel degelijk ruimte is: langs het kanaal, in Anderlecht of richting Vilvoorde, aan Pacheco, aan het Zuidstation.»
Er wordt in deze verklaring veel over participatie gesproken.  Maar « participatie » mag geen excuus worden van een overheid om bepaalde diensten aan de burger niet meer te leveren of slecht te leveren. Participatie mag geen dogma's echoën zoals "We hebben geen andere keuze want er is geen budget." 
Het andere uiteinde van slechte participatie is het stiefmoedermodel. Waar sociaal verenigingswerk wordt 'weggesaneerd', zaken als schoolopbouwwerk of Buurtsport naar het niveau van de administratie wordt getrokken en de autonomie van het middenveld wordt weggenomen. Zo wordt het middenveld tot een puur beleidsinstrument gemaakt en zelfs deel van de administratie. Het veelvuldige vernoemen van ‘participeren met het middenveld’ klinkt dan al niet meer so sociaal.
Bij het lezen van het beleidsakkoord in juli, en opnieuw bij het lezen van dit akkoord krijg ik al gemakkelijk het gevoel dat de vele positieve intenties en de meer concrete projecten die worden voorgesteld de zaken in de goede richting sturen. We doen het goed, iedereen is blij want we doen ons best, dus het gaat goed. Maar het gebrek aan elk kader, aan concrete cijfers, van het objectief in kaart brengen van de verschillende sociale noden legt een aantal meer fundamentele problemen bloot.
Eén van die problemen in Brussel is dat er 5 overheden en 3 raden, VGC COCOF en COCOM, betrokken zijn om de kerntaken te vervullen die we verwachten van een overheid.  Moesten die overheden actiever en ambitieuzer samenwerken om problemen beter in kaart te brengen dan zouden we een beter zicht hebben op de evolutie van bepaalde sociale problemen. Dan zouden ze zich beter kunnen afstellen op elkaar om bv bestrijding van dakloosheid, armoede, plaatsgebrek in onderwijs of ouderenzorg aan te pakken. Maar waar is de ambitie om bepaalde problemen in kaart te brengen ? Om te weten te komen hoe groot het plaatsgebrek is voor alle kinderen in opvang en onderwijs, voor alle mensen met een handicap?
Deze verklaring straalt nog te sterk een eilandcultuur uit. Eigen verenigingen, eigen CAW’s, eigen IBO’s, een eigen Vlaams Huis van het Kind, een eigen charter ‘Gezond Lokaal Bestuur’, enz.  Terwijl partnerschappen met COCOF, met Franstalige gemeentelijke diensten een veel breder en fijnmaziger aanbod zou kunnen garanderen op veel vlakken. Voorbeeld Fix VZW dat geen werkjes mag opknappen in Franstalige scholen, JES aanbod dat niet openstaat voor leerlingen uit Franstalige scholen.
Beste collega's,
Deze verklaring stelt me teleur in vergelijking met de beleidsnota die we voor de hele legislatuur konden lezen. De woorden « Franstalige Gemeenschap » en « COCOF », die nog aanwezig waren in de beleidsverklaring van juli, zijn verdwenen uit deze beleidsverklaring. En met hen ook de woorden « propere lucht » en « luchtkwaliteit ». Woorden als « sociaal » en « armoede » krijgen nog een zeer bescheiden plaats in de verklaring. Het woord "tweetalig" komt er nog één enkele keer in voor. De woorden "Vlaanderen" en "Vlaams" daarentegen blijven sterk vertegenwoordigd en zetten de toon. Hoe kan het dat een verklaring die zo progressief klonk in juli nu zo fel wordt toegespitst op het communautaire ?
Het communautair denken blokkeert het samenwerken en het zoeken naar oplossingen voor fundamentele sociale hete hangijzers in onze stad. Doordat de laatste decennia het communautaire debat werd gedomineerd door nationalisme en de overdracht van bevoegdheden slechts in één richting kon, heeft men zaken opgesplitst die functioneerden, zoals het kinderbijslagsysteem bijvoorbeeld, een goed openbaar vervoer of de ziekteverzekeringen. Sociale diensten aan de bevolking, die werden afgedwongen door actie van onderuit, die sterk waren omdat zo’n groot mogelijke groep die diensten mee financierden, werden verbrokkeld om in concurrentiemodellen gegoten te worden die allesbehalve een oplossing bieden. Problemen worden gefragmenteerd, mensen worden verdeeld en politici kunnen vingerwijzen naar andere bevoegdheidsniveau's of andere gemeenschappen.
Goed voor de calimeropolitiek, slecht voor de mensen, want het leidt ons tot de politieke impasse die ons land teistert. Voor sommigen de ideale situatie om te verkondigen dat België niet werkt en enkel nog meer confederalisme nodig is. Maar verdelen van de mensen, zelfs in een land van een zakdoek groot, dat is nu eenmaal de rol van nationalistische partijen. Mensen samenbrengen om onaanvaardbare sociale achterstand te bekampen, dat is de rol van linkse partijen. In welke logica schrijft dit college zich in?
Laat overheden actiever samenwerken om krachten te bundelen, dan zouden sommige problemen sneller en beter kunnen opgelost worden. Dan zou een tweetalig kwalitatief immersieonderwijs een realiteit kunnen worden in relatief korte tijd. Waardoor een reeks van problemen die kunstmatig in stand worden gehouden zouden kunnen opgelost worden in één generatie tijd : tweetalige dokters, tweetalige juristen, tweetalige verplegers, gemeente- en OCMW-ambtenaren.
Meer samenwerking zou ons ook toelaten om de culture diversiteit en rijkdom te kunnen delen met meer mensen.  Concreet zou bijvoorbeeld de Paspartoe en article 27, een gelijkaardige cultuurwaardebon langs Franstalige kant, op elkaar kunnen afgestemd worden en het aanbod sterk worden uitgebreid. Zo zou de samenwerking tussen Franstalige en Nederlandstalige bibliotheken en theaters een verrijking kunnen leiden, geen bedreiging.
Maar die weg durft deze meerderheid niet op te gaan. Ze laat zich terug aan de leiband leggen en gaat de ingeslagen communautaire weg verder in.
Door de sociale kerntaak ondergeschikt te maken aan de taalrol, beperkt ook deze verklaring zich tot een opsomming van intenties en enkele concrete projecten, maar het is geen document dat duidelijk maakt of er überhaupt een sociale politiek wordt gevoerd dat in Brussel het tekort aan plaatsen in onderwijs, zorg en opvang voor gehandicapten aanpakt of een echt gelijke kansenbeleid waarmaakt.
Progressieve ambities dat is autonomie geven aan het middenveld, dat is in kaart brengen welk budget er nodig is in de sector voor handicap. Nu vraagt deze nota om persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap in te voeren, zoals in Vlaanderen. Maar daar werkt het niet, want de financiering is te laag, het laat nu al zoveel mensen in de kou laat staan. Dat is de minimumfactuur in het onderwijs durven benoemen en vastleggen. En dat is ook zoeken naar de oorzaak van sommige problemen.
U kan zich niet voorstellen hoe bevreemdend het is om het volgende te lezen als leerkracht. “We willen samen met andere overheden en het werkveld zoeken naar gepaste maatregelen, die het beroep van leerkracht aantrekkelijker maken en de waardering voor het vak vergroten.” Het staat er geschreven alsof het gebrek aan aantrekkingskracht en waardering in het onderwijs een natuurfenomeen is. De oorzaken voor die onderwaardering blijven onbenoemd. Ik herhaal het nog eens: "Zoeken naar gepaste maatregelen."
Wel gelukkig zijn er mensen in het onderwijs die op 20 maart 2019 uitschreeuwden wat de problemen waren in het onderwijs. Ter herinnering,  70 tot 80% van het personeel in de basisscholen in Brussel staakten. Een staking voor het eerst in 20 jaar. Ze staakten tegen de stijgende werkdruk, tegen gebrek aan begeleiding voor starters, tegen het opdoeken van de vervangingspool, tegen de hoge ziektecijfers door psychosociale aandoeningen en voor werkbaar werk. Dus staak uw zoektocht, en maak werk van minder planlast, herfinancier het onderwijs, richt opnieuw een vervangingspoel op en maak de begeleiding voor starters tastbaar.
Ook op het niveau van Gemeenschapscentra leest deze verklaring niet concreet genoeg. De overeenkomsten van de 22 GC’s wordt hernieuwd. Wil dat zeggen dat ze verder moeten werken met een permanent personeelstekort van 15% ?
Op dit moment zitten 8 GC’s zonder conciërge met alle gevolgen van dien voor de activiteiten die er doorgaan. Een centrumverantwoordelijke vertelde me dat het centrum moest blijven draaien met de afwezigheid van een technieker gedurende 3 maanden. Ook hoorde ik dat er geen kuispersoneel was gedurende 4 maanden ergens anders.
De missie van gemeenschapscentra wordt omschreven als bruggen slaan, participatie mogelijk maken, inspireren…het zijn mooie begrippen waarden. Maar als die begrippen een realiteit van systematische onderbemanning, hyperflexibiliteit en stress verbergen, dan verliezen ze betekenis. Als we daarbij rekenen dat een groot deel van de niveau’s C en D onder het personeel ruim onder het uurloon van 14 euro bruto zitten, nota bene een verkiezingsbelofte van de Sp.a, dan stel ik mij ernstige vragen waarom er geen woord in deze verklaring staat over de hervalorisering van het sociocultureel werk in de centra.
Ik moet dan ook zeggen dat deze verklaring mij niet overtuigt. In een stad als Brussel, waar wonen zo duur is geworden dat het een extra aanslag is op de koopkracht van mensen. Waarin het gebrek aan zorgcentra, aan gelijke kansen, aan jeugdaanbod of groen in sommige wijken zorgt voor uitsluiting en armoede, moet de missie van een progressieve meerderheid concreter en ambitieuzer zijn dan dit.