Skip to content

Transparantie en controle in de politiek: de traditionele partijen kiezen voor een onderonsje

Transparantie en controle in de politiek: de traditionele partijen kiezen voor een onderonsje

Na een reeks politieke schandalen stemden de leden van het Brussels Parlement in 2017 voor de oprichting van een Brusselse deontologische commissie, die in het bijzonder belast zou worden met het toezicht op mogelijke belangenconflicten bij verkozen vertegenwoordigers. Zes jaar later bestaat deze commissie nog steeds niet. Onder het voorwendsel om de oprichting ervan te versnellen, hebben ongeveer alle partijen dit jaar besloten om de toekomstige commissie voornamelijk samen te stellen uit voormalige verkozenen. Politici die politici controleren dus: de Brusselse deontologische commissie zal niet het wondermiddel zijn dat het volgende politieke schandaal zal voorkomen.

In 2017 brak het Samusocial corruptieschandaal uit toen werd ontdekt dat verschillende PS (Socialistische Partij) verkozenen zich rijkelijk hadden bediend met de inkomsten van de non-profitorganisatie die de minstbedeelden helpt. De leden van het Brussels Parlement concludeerden dat er meer controle en transparantie moest komen in de politieke wereld. Daarom stemden ze met grote meerderheid voor een wet om een Brusselse deontologische commissie op te richten.

De commissie, die in theorie verantwoordelijk is voor “het geven van advies over ethiek en belangenconflicten" met betrekking tot parlementsleden in Brussel, zou volgens het initiële plan uit 14 personen bestaan: 7 magistraten of advocaten, 4 voormalige gemeenteraadsleden en 3 voormalige Brusselse parlementsleden. Destijds steunde de PVDA de oprichting van deze commissie, maar plaatste toen al vraagtekens bij het feit dat ook voormalige politici deel zouden uitmaken van deze "onafhankelijke" commissie.

Zes jaar ging voorbij zonder dat de deontologische commissie het licht zag, deels door een gebrek aan kandidaten die aan de selectiecriteria voldeden. Toen Brusselse parlementsleden zich in 2023 bogen over de mogelijke belangenconflicten van voormalig staatssecretaris Pascal Smet (Vooruit) in het kader van het "Uber Files"-schandaal, was men het er unaniem over eens dat de commissie er eindelijk moest komen. De traditionele partijen hebben daarom voorgesteld om de toelatingsvoorwaarden voor mogelijke kandidaten te versoepelen.

Het grote probleem voor de PVDA is dat de voorgestelde nieuwe regels in feite de aanwezigheid van voormalige politieke vertegenwoordigers in de deontologische commissie sterk zal doen toenemen. Het is in theorie zelfs mogelijk dat er uiteindelijk alleen politici in zullen zitten. Terwijl volgens de oorspronkelijke versie van 2017 de helft van de leden van de commissie advocaten of voormalige magistraten moesten zijn die geen politiek mandaat mochten hebben opgenomen, hebben de traditionele partijen nu besloten om deze voorwaarde te schrappen. Ze hebben ook besloten om de wachtperiode van 5 jaar tussen het laatste politieke mandaat en de toetreding tot de deontologische commissie voor de andere helft van de leden af te schaffen. Volgens de nieuwe bepalingen kunnen gekozen vertegenwoordigers dus rechtstreeks van hun politieke ambt overstappen naar de deontologische commissie.

De voorgestelde nieuwe regels doen daarom ernstige vragen rijzen over de onafhankelijkheid van deze commissie, aangezien het percentage politici dat in de commissie zal zitten wordt verhoogd en de invloed van politieke partijen op haar beslissingen dus wordt vergroot. Uiteindelijk zullen gekozen vertegenwoordigers, soms van dezelfde partijen, zich moeten uitspreken over hun partijgenoten. Eenvoudiger gesteld: de politiek controleert de politiek.

Toen deze nieuwe regels in het Brusselse parlement werden besproken, stemden de PVDA-leden tegen en probeerden ze de wettekst te veranderen door verschillende amendementen op de tekst in te dienen. De PVDA had drie voorstellen: 1) de aanwezigheid van voormalige politici in de commissie afschaffen, 2) naast advocaten en voormalige magistraten ook vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en vakbonden in de commissie opnemen, en 3) ervoor zorgen dat de aanbevelingen van de commissie worden besproken in het parlement en dat er uiteindelijk gevolg aan wordt gegeven.

Al deze voorstellen werden zonder uitzondering verworpen door de traditionele partijen, die de versoepeling van de toelatingsvoorwaarden verder verdedigden. Een aantal parlementsleden benadrukte de integriteit en betrouwbaarheid van parlementsleden en beschuldigde de PVDA ervan alle politici over één kam te scheren en de hele politieke kaste als “verrot” voor te stellen. Toch valt het moeilijk te ontkennen dat er in de politieke wereld een reflex bestaat om controle van buitenaf te minimaliseren, terwijl politiek per definitie een instelling is waarin men verantwoording zou moeten afleggen aan het volk. Toch blijkt uit de ene na de andere opiniepeiling dat het wantrouwen van de bevolking in de traditionele partijen toeneemt. Waarom dan weigeren om onafhankelijk gecontroleerd te worden door vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld die niet uit de politieke wereld komen?

We hebben een orgaan nodig dat geloofwaardig is in de ogen van het publiek. We weten heel goed dat het niet evident is om je collega's te controleren en te beoordelen, mensen die elkaar kennen, die hebben samengewerkt, die tot dezelfde partijen behoren. Dit kan niet onafhankelijk worden gedaan. De samenstelling van de toekomstige deontologische commissie en de weigering van de traditionele partijen om er geen nieuw onafhankelijk orgaan van te maken, dreigen het wantrouwen van de bevolking in de politiek te vergroten. Het is de hoogste tijd om te strijden voor het ontstaan van een nieuwe politieke cultuur.