Skip to content

Te langzaam en ongelijk: de dubbele mislukking van de renovatiestrategie van de Brusselse regering

Te langzaam en ongelijk: de dubbele mislukking van de renovatiestrategie van de Brusselse regering

De Brusselse woningen behoren tot de meest energievretende gebouwen in Europa. Gezien hun staat moeten ze dringend worden gerenoveerd en moet hun EPB (EnergiePrestatie en Binnenklimaat) verbeteren. Dit is een dringende kwestie, zowel klimatologisch als sociaal. De renovatiestrategie "Renolution" van minister Maron (Ecolo) ging echter slecht van start. De smalste schouders dreigen grote risico's te moeten dragen: schuldenlast van kleine vastgoedeigenaren, stijgende huurprijzen, ontoereikende en ingewikkelde aanvragen voor subsidies of leningen, gebrek aan arbeidskrachten ... De PVDA pleit voor een derdebetalersregeling via een openbare bank en voor een collectieve renovatiestrategie die per straat en per wijk te werk gaat. Dit is de enige manier om doeltreffend te reageren op de klimaatproblematiek zonder nog dieper in de portemonnee te tasten van de Brusselse huishoudens.

Slecht geïsoleerde woningen: CO2 en hoge rekeningen

In Brussel zijn de gebouwen goed voor meer dan de helft van de directe uitstoot van broeikasgassen. Over het algemeen zijn de gebouwen in Brussel erg oud. Naar schatting is bijna de helft van alle woningen een soort "energiezeef" door slechte isolatie. Bovendien zijn ze vooral geconcentreerd in volksbuurten.

Om het isolatieniveau van een gebouw te meten, gebruiken we de EPB-score, die wordt weergegeven door de letters A tot G. De letter A staat voor de beste prestatie en de letter G voor de slechtste, die laatste score geldt voor één op de vier woningen in Brussel.

De PS-Ecolo-Défi-regering en de Brusselse minister van Milieu, Alain Maron, hebben met hun "Renolution"-plan als doel gesteld dat alle woningen voor 2033 de EPB-score E moeten bereiken, en in 2043 minimaal een EPB C moeten hebben. Er rest ons nog 20 jaar om alle 598.000 woningen, inclusief de oudste huizen in Brussel, te renoveren en op een EPB-niveau tussen A en C te brengen. Op bredere schaal koestert de regering de ambitie om het huidige verbruik in de residentiële sector tegen 2050 door drie te delen. Zo willen ze op een gemiddelde van 100kwh/jaar/m² komen, met andere woorden een EPB-score die ongeveer overeenkomt met C+.

Deze verbeteringen van de energieprestaties zijn uiteraard noodzakelijk voor het milieu. Maar ze zijn ook essentieel vanuit sociaal en economisch oogpunt, want een huis dat veel energie verbruikt, kost zijn bewoners ook heel veel geld. Dit is een enorme uitdaging, aangezien bijna een derde van de huishoudens in Brussel te maken heeft met energiearmoede. De vraag die we ons moeten stellen om te controleren of dit plan wordt uitgevoerd, is hoe de regering het gaat verwezenlijken en vooral wie de rekening gaat betalen.

Het EPB, een systeem dat nog niet op punt staat

Sinds 2011 moet iedereen die een woning in België wil verhuren of verkopen deze laten evalueren om een EPB-certificaat te verkrijgen. Vandaag beschikt slechts 55% van de woningen in Brussel over een EPB-certificaat.

Het kost tussen de €150 en €300 om zo'n certificaat te verkrijgen. Dus zelfs voordat je de omvang van de uit te voeren werk te horen krijgt, moet je al betalen. Tegen 2025 moeten alle woningen gecertificeerd zijn, en tegen 2050 alle soorten gebouwen.

Het blijft nog gissen welke boetes de Brusselse regering zal opleggen als een gebouw niet gecertificeerd is of niet de verwachte prestaties haalt. Maar je bent absoluut best op je hoede: in Vlaanderen riskeer je administratieve boetes van €500 tot €200.000 als deze maatregelen niet worden nageleefd. We weten ook nog niet hoe dit alles zal worden gecontroleerd en door wie. Er bestaat nog geen precies overzicht van alle woninghuurovereenkomsten, dus valt het moeilijk om lijsten op te stellen van huurwoningen die nog niet gecertificeerd zijn.

In Brussel kan een huisbaas een beroep doen op verschillende certificeerders en dan het resultaat kiezen dat hem het beste uitkomt. Het EPB onderschat soms het prestatieniveau, vooral wanneer de documenten om de werken te bewijzen niet kunnen worden overgelegd. De druk op certificeerders kan aanzienlijk zijn, zoals in een RTBF-programma werd aangetoond door een certificeerder die meerdere keren een geldbedrag aangeboden kreeg om een betere score te geven. Certificeerders die voor een groot bedrijf werken, hebben vaak te maken met een hectisch tempo, waardoor het moeilijk is om diepgaand werk te leveren. Gezien wat er op het spel staat voor huisbazen met vele woningen op hun naam, is de druk op certificeringsinstanties soms erg groot, want de huurprijzen en de investeringskosten voor renovatie hangen er van af. Het systeem en de druk op certificeerders laten te veel ruimte voor fraude en corruptie.

Ontoereikende regionale premies voor huishoudens met een laag of gemiddeld inkomen

Renoveren is duur. Gemiddeld kost het tussen de €50.000 en €100.000 om het EPB-niveau C te behalen, een bedrag dat veel kleine huiseigenaren zich onmogelijk kunnen veroorloven. Of je nu in je eigen huis woont of het aan iemand anders verhuurt, huiseigenaar zijn betekent niet noodzakelijk dat je de middelen hebt om de nodige renovatiewerkzaamheden uit te voeren. Tijdens een hoorzitting in het Brussels Parlement in juni 2023 legden klimaatdeskundigen, door de regering zelf aangesteld, uit dat meer dan de helft van de Brusselse huiseigenaars niet in staat was om de kosten voor de renovatie van hun huis of appartement te betalen.

Gezien de kosten biedt de Renolution-strategie van de overheid huiseigenaren een systeem van premies en leningen voor renovatie. Helaas beantwoordt deze hulp niet aan de financiële realiteit van een groot deel van de Brusselaars. Daarnaast stoten de mensen die er een aanvraag voor indienen op heel veel hinderpalen. De PVDA ziet 5 grote problemen met de premies:

  1. Je ontvangt pas je premie wanneer het werk voltooid is. Je moet je renovatieproject dus beginnen door zelf enkele duizenden euro's voor te schieten;

  2. Als de premie wordt toegekend, wat niet van tevoren wordt gegarandeerd, dekt deze gemiddeld slechts één derde van de renovatiekosten;

  3. Twee instellingen zijn verantwoordelijk voor het toekennen van deze premies: Urban en Leefmilieu Brussel. Veel verenigingen bekritiseren deze dubbele oorsprong en het ingewikkelde beheer dat ermee gepaard gaat;

  4. De budgetten van de Brusselse regering zijn ontoereikend en raken regelmatig uitgeput, gezien de vele aanvragen. Bij Urban bijvoorbeeld moest de het budget voor 2023 meerdere keren worden aangevuld. Dit leidt tot aanzienlijke vertragingen in hun betaling;

  5. deze premies aanvragen verloopt niet eenvoudig (zie hieronder).

De zogenoemde Ecoreno-kredieten vormen een andere soort financiële steun die men in het kader van Renolution bij het Woningfonds kan aanvragen. Op het eerste gezicht worden deze leningen aangeboden tegen gunstige tarieven: van 0% tot 2,5%, of je nu een consumentenkrediet aanvraagt om je huis te renoveren of leent om een nieuw huis te kopen en te renoveren. Waar het schoentje wringt is het feit dat deze leningen ook niet altijd de volledige kosten van de renovatie dekken, omdat ze beperkt zijn tot een maximum van €25.000. Bovendien worden ze toegekend op basis van leeftijd. Omdat de terugbetalingstermijn tussen de 25 en 30 jaar ligt, sluiten banken mensen van een bepaalde leeftijd uit. Als gevolg daarvan kunnen deze mensen niet meer renoveren en worden ze maar al te vaak aangespoord om hun woning te verkopen en de stad te verlaten.

In werkelijkheid komt deze ontoereikende en te gerichte steun vooral ten goede aan rijkere huiseigenaren. Aanvragen komen disproportioneel vaak uit de meest welvarende wijken van de hoofdstad. Tussen 2019 en 2021 zijn er bijvoorbeeld 3.733 premies toegekend in Ukkel, dat ongeveer 85.000 inwoners telt. Tijdens dezelfde periode werden er drie keer minder premies (1.318) uitbetaald in Molenbeek, waar meer dan 15.000 meer mensen wonen dan in Ukkel (98.000). De arbeidersbuurten, die het dichtst bevolkt zijn, zijn ook het slechts geïsoleerd.

Los van de cijfers werpt deze zaak een echt vraagstuk van sociale rechtvaardigheid op: Moet het recht om in een kwaliteitsvol, comfortabel, energiezuinig huis te wonen voorbehouden zijn aan de minderheid van de bevolking die het zich kan veroorloven? Als antwoord hierop lijkt de Renolution-strategie een duidelijke politieke keuze te zijn: de PS-Ecolo-Défi-regering geeft de voorkeur aan individuele oplossingen en biedt financiële steun aan slechts een minderheid van de mensen, in plaats van in te spelen op collectieve behoeften.

Wanneer overheidsgeld winsten van de privésector financiert

Gezien de renovatie- en isolatiekosten zullen veel kleine huiseigenaren zich de komende jaren heel waarschijnlijk gedwongen zien om hun eigendommen te verkopen. Het risico bestaat dat die voor een appel en een ei worden doorverkocht, omdat ze niet meer voldoen aan de nieuwe energieprestatie-eisen. Enkel rijke huishoudens - of grote vastgoedgroepen - zullen in staat zijn om ze op te kopen en te renoveren. Langs de andere kant bestaat de kans dat huiseigenaren, die wel de mogelijkheid hebben de woning die ze bewonen te renoveren, de verkoopprijs verhogen om het bedrag dat ze in de renovatie hebben geïnvesteerd te compenseren, wanneer de woning later wordt doorverkocht. In elk geval zullen deze hoognodige renovaties bijdragen aan een explosie van de vastgoedprijzen als er niet tegelijkertijd iets wordt gedaan om de huurprijzen of aankoopprijzen te reguleren.

De verhuurder zal ook geneigd zijn om de huurprijs te verhogen in overeenstemming met de uitgevoerde renovaties. De regering, noch de staatssecretaris voor Huisvesting (PS), noch Alain Maron, heeft bindende maatregelen overwogen. De meerderheidspartijen van PS-ECOLO-DéFI hebben het over huurovereenkomsten, wat betekent dat huiseigenaren, die hun eigendom verhuren en een premie ontvangen, ermee akkoord gaan om de huur niet te verhogen. Maar als deze wet wordt aangenomen, wat nog niet het geval is, zal deze geen bindend effect hebben en uitsluitend gebaseerd zijn op de welwillendheid van de verhuurder. De gevolgen voor de huurprijzen zouden catastrofaal zijn, tenzij er een restrictieve huurschaal wordt ingevoerd die voorkomt dat de huren een bepaald plafond overschrijden. We hebben dus een regering die er totaal niet in slaagt om in betaalbare en kwaliteitsvolle huisvestingen te voorzien voor de inwoners van een regio die nochtans veel rijkdom voortbrengt. Langs de andere kant legt diezelfde regering regels en een renovatietempo op die huishoudens financieel niet kunnen bijbenen.

Te traag renovatietempo, tekort aan arbeidskrachten en administratieve rompslomp

In totaal zullen 570.000 woningen gerenoveerd moeten worden om in 2043 een algemene EPB van C of C+ te bereiken in Brussel. Momenteel wordt elk jaar tussen 0,5% en 1% van de gebouwen gerenoveerd, maar experts bevestigen dat dit percentage met 3 of 4 moet worden vermenigvuldigd als we onze doelstellingen willen halen. Sinds begin 2023 zijn er minder dan 4.000 premies toegekend. De minister loopt duidelijk achter.

Onder de vele obstakels voor renovatie: het cruciale gebrek aan gekwalificeerde arbeidskrachten om het werk aan te nemen. De renovatie van de helft van de gebouwen in Brussel vereist specifieke vaardigheden en kennis, die op elkaar afgestemd moeten worden. De sector kampt echter met een groot tekort en een wanverhouding tussen de behoeften en de huidige vaardigheden van werknemers. Vertegenwoordigers van de sector wijzen er bijvoorbeeld op dat er een gebrek is aan geschikte opleidingen, dat werknemers niet de tijd of de middelen hebben om dergelijke cursussen te volgen en in plaats daarvan enkel in de praktijk leren, en dat de verschillende ambachten moeite hebben om onderling gecoördineerde en effectieve renovaties uit te voeren.

Ten tweede klagen sommige huiseigenaren, verenigingen en ondernemers over de administratieve rompslomp en het gebrek aan duidelijkheid bij het aanvragen van renovatiepremies. Er zijn 42 verschillende premies, het aantal documenten dat moet worden verstrekt is aanzienlijk en de kennis die nodig is voordat de aanvraag zelfs maar wordt ingediend, is uitgebreid: Heb je een vergunning nodig voor dit bepaald onderdeel? Welk materiaal is nodig voor welk onderdeel? Een kat vindt er zijn jongen niet in terug.

Als je bedenkt dat 40% van de Brusselse bevolking digitaal achterophinkt, is het absurd dat men de administratieve procedures nog ingewikkelder maakt en er zo nog minder mensen aanspraak op maken. Vakbonden in de sector waarschuwen dat het veel tijd kost, zelfs voor een opgeleid iemand, om een dergelijke aanvraag in te dienen, die uiteindelijk misschien zelfs nergens toe leidt. Premies voor condensatieketels zijn bijvoorbeeld afgeschaft en vervangen door premies voor warmtepompen, die veel duurder zijn in aankoop. Om ze te installeren en de premie te verkrijgen, heb je een bouwvergunning, een milieuvergunning en een geluidsonderzoek nodig. Om nog maar te zwijgen van het feit dat de dichtbebouwde Brusselse gebouwensamenstelling helemaal niet geschikt is voor dit type verwarming. Het is enkel efficiënt in grote, nieuwe en zeer goed geïsoleerde huizen. Dus nogmaals zet de regio in op een instrument dat gericht is op de meest welvarende, een instrument dat de kassa van de privésector spekt zonder de werkende klasse of het klimaat ten goede te komen.

Voor een derdebetalersregeling via een openbare bank

Om alle Brusselse gezinnen in staat te stellen hun (oude) woning te renoveren, moet het financieringsprobleem worden opgelost. Want de 4.000 bonussen per jaar van minister Maron zullen het probleem niet echt oplossen.

De PVDA verdedigt de invoering van een derdebetalersregeling al jaren. Dit model, afgestemd op de renovatie van gebouwen, bestaat al in Duitsland. Daar leent een overheidsbank het geld dat nodig is voor het werk tegen nul procent rente en betaalt de kosten terug aan de mensen via de besparingen die ze maken op hun rekeningen. Zo kunnen we dus overal waar nodig renoveren, en niet enkel waar het financieel mogelijk is. Deze derdebetalersregeling werd in Brussel gebruikt in de jaren 60, toen overheidsgeld werd verdeeld onder arme gezinnen zodat ze op het gasnet konden worden aangesloten. In die tijd was nog niet iedereen aangesloten op het netwerk en vormde de vervuiling door kolenverwarming een probleem.

Een dergelijk systeem zorgt ervoor dat de koopkracht van gezinnen niet wordt uitgehold, terwijl de kosten voor de gemeenschap worden beperkt. Dit zou de overheid minder kosten dan het toekennen van premies, die met verlies worden betaald. Tegelijkertijd versnellen we onze renovaties en breiden we ze uit. Duitsland renoveert elk jaar honderdduizenden huizen. Bij ons zou Belfius de rol van publieke bank kunnen spelen.

Een collectieve strategie om de renovatiewerken uit te voeren

Om de renovatie-uitdaging van een stad als Brussel te winnen, hebben we een collectieve strategie nodig die wijk per wijk en straat per straat moet worden uitgevoerd. Als eerste stap zouden door de overheid aangestelde deskundigenteams woningen moeten kunnen bezoeken. Ze moeten de uit te voeren werken op een gecoördineerde manier kunnen beoordelen om verspilling te voorkomen, en er vervolgens voor zorgen dat er een redelijke prijs-kwaliteitverhouding is tussen de renovatiekosten en de energiebesparing die het zal opleveren.

In een tweede fase zou de overname van de beheersverantwoordelijkheid door het Gewest het mogelijk moeten maken om de administratieve procedures te bundelen (offertes aanvragen, vergunningen aanvragen enz.) en te vergemakkelijken. Vervolgens moet men het door ondernemers en arbeiders te verrichten werk centraliseren, de inkoop van materialen bundelen en ernaar streven de overlast door de werken te beperken. Dit verhoogt ook de prestaties van het uitgevoerde werk.

Het totale gebrek aan ambitie van de Brusselse regering qua klimaat- en sociaal beleid

Of het nu gaat om de certificeringsverplichtingen van het EPB, de uitvoering van verplichte werken, het ontbreken van een kader om de huurprijzen te reguleren en te voorkomen dat ze stijgen, of overheidssteun die uiteindelijk heel weinig oplevert voor de gemeenschap: we stellen vast dat voor de Renolution in geen enkele collectieve en openbare strategie wordt voorzien. Het rendement op investeringen van overheidsfinanciering verdwijnt rechtstreeks in de zakken van de privésector, terwijl het oorspronkelijk afkomstig is van de belastingen die door de bevolking worden betaald. Het hele renovatiebeleid is duidelijk in het voordeel van welvarende buurten en de rijken, terwijl volkswijken in de steek worden gelaten. Waar de nood het hoogst is, komt de hulp het minst vaak.

Voor de PVDA is het duidelijk: Als de Renolution-strategie echt realistische en efficiënte doelstellingen wil bereiken op het gebied van sociale en klimaatrechtvaardigheid, is een radicale verandering nodig. We hebben zo snel mogelijk een collectieve aanpak nodig, gecoördineerde renovaties per straat en per wijk. Maar vooral een einde aan dit beleid, dat nog maar eens de verantwoordelijkheid voor alle te leveren inspanningen bij het individu legt. We hebben een publieke bank nodig met een derdebetalersregeling om investeringen terug te betalen via facturen.