Skip to content

HERVORMING KINDERBIJSLAG, DE PVDA BLIJFT ERBIJ : "EEN KIND IS GELIJK AAN EEN KIND"

Vorige vrijdag, 5 april, moest het Brussels parlement zich uitspreken over de hervorming van het stelsel van kinderbijslagen. Voor de PVDA is de concurrentie tussen de gewesten, een rechtstreeks gevolg van de zesde staatshervorming, een gevaar voor het basisprincipe: “Een kind is gelijk aan een kind”.

Hieronder de tussenkomst van Françoise De Smedt, fractieleidster van de PVDA in het Brussels parlement.



Het is goed even in herinnering te brengen dat de noodzaak om een apart Brussels stelsel voor kinderbijslagen uit te bouwen, er gekomen is door de zesde staatshervorming die de kinderbijslagen overhevelde van het federale niveau naar de Gewesten. Deze hervorming, waar wij tegen waren, is een gevaar voor de werkers van dit land.

Het debat van vandaag toont dit aan: de opsplitsing van de kinderbijslagen zet de deur op een kier voor een splitsing van de ganse sociale zekerheid. 

De sociale zekerheid, opgebouwd door de werkers, zou een dergelijke splitsing moeilijk overleven.

Het huidige stelsel van kinderbijslagen werkte trouwens uitstekend. Zoals op de site van Kind en Gezin vermeld staat, gebeurden de betalingen steeds op tijd, de RKW kon uitstekende resultaten voorleggen qua beheer van de dossiers, regelmatige betalingen en dienstverlening aan de rechthebbenden. De hervorming werd nog maar onlangs doorgevoerd in Wallonië en we zien reeds de eerste problemen bij de uitbetalingen. En in Brussel zijn we helemaal nog niet uit de problemen als we kijken naar de vele onduidelijkheden die nog in de teksten zitten.

Ten gronde nu over deze hervorming. 

Met de goedkeuring van de tekst in Brussel, hebben de drie gewesten van ons land nu elk hun eigen autonoom stelsel. Een belangrijk beginsel sneuvelde in België : een kind is niet meer gelijk aan een kind.

Uitgaande van het standpunt dat allen gelijk zijn en dat de maatschappij families niet mag doen betalen omdat ze kinderen hebben, moet een kind uit het Zuiden van het land dezelfde rechten en mogelijkheden hebben als een kind van het Noorden van het land.

Welnu, met een basisbedrag van 150 euro per kind in Brussel, 160 euro in Vlaanderen en 155 euro in Wallonië, is dit niet meer het geval.

Ook al is de kloof vandaag nog relatief klein, hij is er ! En niets zegt dat deze kloof niet groter zal worden, als we kijken naar de verschillende evoluties van de gewestelijke economieën.

Met dit nieuw systeem zal het stelsel ongetwijfeld evolueren. 

Enerzijds, wordt het eenvoudiger. Zo zal het voor een samengesteld gezin eenvoudiger zijn om het bedrag te berekenen, gezien in het nieuwe systeem de rangorde van de kinderen niet meer meespeelt. Het afschaffen van de rangorde is ook rechtvaardiger, vermits het eerste kind evenveel krijgt als de andere kinderen. Het systeem zal ook eenvoudiger zijn in Wallonië doordat alle rechthebbenden hetzelfde regime krijgen. Dit is uiteraard een goede zaak.

Maar aan de andere kant duiken er nieuwe moeilijkheden op : de verschillen in basisbedrag en supplementen naargelang het gewest, dreigen de dingen voor velen net ingewikkelder te worden.

De werkelijkheid voor onze families vandaag is dat zij mobiel zijn. 

Huwelijken, scheidingen, verhuizingen en andere situatiewijzigingen maken dat mensen in ons land algauw een of andere gewestgrens oversteken. De verschillende bedragen en systemen per gewest gaan de uitbetalingen vreselijk ingewikkeld maken. In 2020 gaan voor 2,7 miljoen kinderen 3 systemen bestaan. Het kinderbijslagstelsel is een sociale bescherming. Het stelsel moet dan ook eenvoudig zijn en gewaarborgd blijven.

Wij hebben ook vragen over de budgetaire houdbaarheid van het voorgestelde systeem. Enerzijds is het niet zeker dat de federale dotatie zal evolueren zoals voorzien. De evolutie van die parameter is voor Brussel essentieel, want hij bepaalt de nodige bijkomende inkomsten voor de leefbaarheid van het stelsel. Het is hetzelfde probleem als met de demografische evolutie van het deel van de bevolking dat recht heeft op kinderbijslag of andere sociale tussenkomsten. Een onderschatting van deze evolutie brengt de financiële leefbaarheid van het stelsel in gevaar.

Anderzijds, weet de Brusselse regering verdraaid goed dat er een zwaard van Damocles boven de Brusselse financiën hangt. De zesde staatshervorming voorziet in een bijzonder, tweeslachtig financieringsmechanisme. Deze hervorming predikt aan de ene kant de autonomie der gewesten, maar voorziet aan de andere kant in een solidariteitsmechanisme tussen de gewesten.

Dit mechanisme voorziet in een transfer van middelen van de rijkere gewesten naar de armere gewesten. Maar dit mechanisme heeft een vervaldatum. Na 10 jaar van transfers, vermindert het percentage om uiteindelijk helemaal te verdwijnen na 20 jaar. De zesde staatshervorming laat dan aan de gewesten de vrijheid om bij gebrek aan middelen in een besparingslogica te stappen. Het stelsel van kinderbijslagen zou er dan kunnen onder lijden.

Ook al kunnen wij akkoord gaan met sommige wijzigingen in het nieuwe stelsel, zoals de opheffing van het verschil in bedragen binnen éénzelfde familie, toch lijkt het ons vanzelfsprekend dat een hervorming aan een aantal minimumvoorwaarden moet voldoen :

Besparingen zijn in dit domein voor ons uitgesloten. Temeer omdat de kinderbijslagen nu al niet volstaan om de kosten van een kind te dekken. Op dit punt is het nieuwe stelsel trouwens slechter dan het oude.

In het oude stelsel was er een duidelijke wil om de leeftijdsbijslagen te laten oplopen met de groei van een kind en dus met de toename van de kosten voor een familie. Zo'n bijslag was voorzien op 6, 12 en 18 jaar. In het nieuwe stelsel blijven alleen de bijslagen op 12 en 18 behouden. En daarenboven wordt de bijslag voor éénoudergezinnen pas toegekend vanaf het tweede kind. En er is ook niets voorzien voor de éénoudergezinnen met een inkomen boven de 31.000 euro. Waarom die discriminatie ? Op de koop toe staan meestal vrouwen aan het hoofd van zo'n gezin.

Tenslotte, is er een aanvulling voorzien voor families die er bij inschieten in vergelijking met het oude stelsel, voor kinderen geboren vóór 1 januari 2020. Die aanvullingen zijn niet voorzien voor kinderen geboren na 1 januari 2020, wat betekent dat die families er in de toekomst bij inschieten in vergelijking met het huidige stelsel.

Voor ons is het ook, in het algemeen gesproken, uitgesloten om besparingen te aanvaarden die de jeugd raken : verhoging van de kosten voor opvang, transportkosten,… (in functie van de leeftijd). Kinderbijslagen (en andere fiscale en sociale maatregelen – bv gratis openbaar vervoer, scholen,...)  moeten streven naar het concept « een kind kost de ouders niets ».

Om af te sluiten, wil ik nog de aandacht vestigen op een verschuiving die zich voordoet in de organisatie van de kinderbijslagen. De kinderbijslagen maken integraal deel uit van de sociale zekerheid. Het is uitgesteld loon. Onze opvatting over sociale zekerheid is een universeel concept dat geldt voor iedereen. Iedereen heeft er recht op, zowel rijk als arm. Het is zoals ons concept van gratische geneeskunde. Gratis voor iedereen. Voor mijn bakker om de hoek zowel als voor de miljardair Albert Frère. Daarentegen, moet Albert Frère wel meer belastingen betalen dan mijn bakker. Het is op dát niveau dat de correctie moet gebeuren.

In het nieuwe kinderbijslagstelsel laat men de bedragen nog méér afhangen van het inkomen van de families. Het is een evolutie die de kinderbijslagen meer en meer herleiden tot een middel van armoedebestrijding en niet een uitgesteld loon zoals in de sociale zekerheid.

Wij worden gevraagd te stemmen in een kader dat wij niet onderschrijven : de zesde staatshervorming, die het geheel van de sociale zekerheid in gevaar brengt. De financiering van het Brusselse stelsel is niet gewaarborgd op lange termijn en voor ons moet een kind gelijk zijn aan een kind. Wij gaan ons dan ook onthouden over deze tekst, maar vooral, wij zullen ons blijven inzetten voor een herfederalisering van het kinderbijslagstelsel en voor de versterking van de sociale zekerheid.